Queensrÿche – Empire
Jaar van release: 1990
Label: EMI Records
Wat te doen als je net het perfecte album gemaakt hebt? Voor die vraag zag ons gezelschap uit Seattle zich gesteld na “Operation: Mindcrime” (OM), tot op de dag van vandaag waarschijnlijk het meest geslaagde voorbeeld van een progmetalen conceptalbum. Gelukkig hebben ze niet geprobeerd het succes met iets vergelijkbaars te evenaren, want bij dergelijke pogingen is de kans op mislukking toch wel erg groot.
Zo had een recensie van het uit 1990 stammende vierde volledige album van Queensrÿche tot begin 2006 kunnen beginnen. En toen was hij daar toch: “Operation: Mindcrime II”. Alle vrees ten spijt, lijkt de consensus toch wel te zijn dat die opvolger beter was dan van opvolgers in het algemeen en in het bijzonder het Queensrÿche van kort voor en kort na de millenniumwisseling verwacht kon worden. We gaan nu echter wél terug in de tijd naar 1990, toen er van dat alles nog geen sprake was.
In een bijzonder weinig spectaculair progjaar (het meest tot de verbeelding spreken nog “Amarok” van oudgediende Mike Oldfield, het solodebuut van Fish en het debuut van de zware jongens van Psychotic Waltz) komt Queensrÿche met een plaat die, slechts bezien in het licht van zijn illustere voorganger, makkelijk uitnodigt tot weeklagen over een commerciële val voor het grote publiek. Ofschoon ook ik “OM” boven “Empire” verkies, moet toch aangetekend worden dat het met die commerciële val nogal meevalt. Wél leverde “Empire” Queensrÿche in Nederland hun enige hit op met de fakkelballade Silent Lucidity, een gevoelig liedje met een behoorlijke gitaarsolo waar, met dank aan de radio, de meeste charme onderhand wel een beetje af is. Voor het overige kan de muziek gezien worden als het verlengde van muziek van vóór “OM” (Queen Of The Reich, Walk In The Shadows), maar als je de liedjes uit hun concept trekt óók van tracks van die voorganger zelf (Breaking The Silence, I Don’t Believe In Love). Zelfs een ballade van toch bijna het kaliber Silent Lucidity hebben de heren in het verleden al eens vertoond (Take Hold Of The Flame).
Wellicht kan de controverse ook deels verklaard worden doordat “Empire” uitkwam ná de grote hitsuccessen van bands als Bon Jovi, Europe en Def Leppard, waardoor de gelijkenissen met dergelijke bands ineens wat meer opvielen. “Rage For Order” was er met zijn 1986-datering evenmin ver vooraan, maar zat op zijn minst toch nog wel in de frontlinie. Openingsnummer Best I Can zou als steen des aanstoots kunnen fungeren met zijn no-nonsense gitaarriff, de alomtegenwoordige keyboards, de zelfbewuste tekst en het refrein dat misschien even een momentje aan Kiss doet denken. Toch ben ik jaren na de kennismaking nog zeer onder de indruk van het gitaarwerk in dit nummer en de fadeout alleen al laat voor mij alle eerder in deze alinea genoemde bands achter zich. Steen des aanstoots of niet, voor mij staat het beste nummer op deze plaat vooraan.
Songs als The Thin Line, Jet City Woman, Another Rainy Night en One And Only vormen de grootste gemene deler van het album: voor de popmetalhoek toch wat te donker, voor veel progluisteraars toch wat rechttoe rechtaan, kortom vooral geschikt voor wie zich niet te zeer door hokjes laat belemmeren. Ook hier weer zijn met name gitarist Chris DeGarmo en drummer Scott Rockenfield verantwoordelijk voor de typische Queensrÿche-schwung die de songs net dat beetje extra geeft.
In de wat tragere ritmen staat naast het titelnummer vooral het lome Della Brown vooraan. Het is een lang uitgesponnen en enigszins bluesy nummer dat een stevig contrast vormt met de heldere couplet-refrein-couplet-refrein-…-nummers die eraan vooraf gingen. De gitaarsolo die het nummer afsluit is onvergetelijk. De meest ‘in-your-face’ intro’s van de plaat horen bij de nummers die het al gememoreerde Silent Lucidity inklemmen: Resistance en Hand On Heart. Buiten de intro is de laatste toch de meer memorabele van de twee, niet in de laatste plaats door (is-ie weer) Rockenfields boeiende drumpartijen. Met afsluiter Anybody Listening ten slotte voegen de heren nog een halve power ballade toe aan het repertoire. Mooi van opzet, mooi van spel en mooi geplaatst. Wat wil een mens nog meer?
“Empire” is een typisch Queensrÿche-album en meer dan tenminste enig volgend album is het ook een kind van zijn tijd. Sterke songs, sterke muzikanten, de som der delen evenaart beslist die van de roemruchte voorganger. Het geheel blijft er echter iets bij achter, maar ook niet meer dan íets.
Geef een reactie