Pearl Jam – Ten
Jaar van Release: 1991
Label: Epic
Ouwe koeien kom je op de gekste plekken tegen. Laatst in de Britse boulevardkrant The Sun, die een verslaggeefster naar Seattle had gestuurd om Eddie Vedder van Pearl Jam te interviewen. Op het stuk was weinig aan te merken. Het geloei kwam op uit de kop: ‘If Kurt were around today he’d say to me: ‘Well, you turned out OK.”
Zucht. Moeten we bij Ten tóch weer even in dat troebele slootje duiken waarin ooit werd gevochten om de eretitel Vaandeldragers van de Grunge.
Want dat de troosteloze industriestad Seattle ergens in de winter van 1991 plotseling dé hoofdstad van de moderne gitaarrock was, daar waren fans en muziekjournalisten het roerend over eens. Zonder flanellen houthakkershemd en lipsikje werd je als muzikant nauwelijks voor vol aangezien. Wilde je kans maken op een platencontract, dan kon je maar beter naar een garage in de staat Washington verhuizen.
Maar, bleek, zo’n muziekstad had ook een burgermeester nodig. En daarvoor waren twee kandidaten in de running: Kurt Cobain, die met de eerste single van Nirvana’s tweede album Nevermind (1991), Smells like teen spirit, het internationale volkslied voor de nihilistische-puber-met-een-gevoelige-getergde-ziel had geschreven, en Eddie Vedder, die kort daarop stadionvullende songs als Alive en Jeremy naar de top van de hitlijsten zong.
De reactie van Kamp Nirvana: die gasten van Pearl Jam waren commerciële meelopers, die de ware geest en onbespoten idealen van de grunge bezoedelden. Sell-outs waren het! Of, zoals Cobain in een interview spottend brieste, ‘pioniers van een mengeling van corporate, alternative and cock-rock’.
Het hoorde er een beetje bij. Oasis en Blur bekogelden elkaar later met minstens zoveel modder om de grootste band van Groot-Brittannië te worden. En het fabeltje dat je óf voor de Beatles óf voor de Stones moest zijn, heeft het ook lang volgehouden. Maar dat Vedder achttien jaar later nog stééds verantwoording af moet leggen aan de geest van de Heilige Martelaar Kurt is nogal potsierlijk.
Omdat het verwijt dat Pearl Jam uit het niets op de golven van de grungehype was gesprongen, volstrekt onzinnig was. (Gitarist Stone Gossard en bassist Jeff Ament speelden al jaren in de Seattlescene, onder andere in Mother Love Bone en Green River, een band met latere leden van de ook door Cobain aanbeden grungepioniers Mudhoney.)
Omdat Vedders band midden jaren negentig bijna financiële zelfmoord pleegde door concertorganisator Ticketmaster te boycotten vanwege de te hoge toegangsprijzen voor de fans. (Hoezo commerciële geldwolven?) En vooral omdat de popmuziek geen politieke racebaan is.
Ja, Nevermind is uitgegroeid tot één van de invloedrijkste albums in de geschiedenis van de gitaarrock. Maar dat maakt Ten nog niet tot een minder klassieke plaat.
Het geluid dat uit je speakers barstte zodra het cd-laadje dichtging, was groots en meeslepend. Gepolijst genoeg ook om de liefhebbers van mainstream rock te lokken, met die vertrouwenwekkende invloeden van Led Zeppelin en The Who en zelfs wat vette gitaarsolo’s voor Guns N’ Roses fans.
Maar ondertussen zong die onder hoogspanning staande stem van Vedder wel over de meest rauwe, pijnlijke dingen. Achter die stadionmeezinger Alive ging een drama schuil over een jongen die te horen krijgt dat zijn vader zijn vader niet is, en wiens moeder freudiaanse blikken op hem werpt. En Jeremy was niet zomaar een onbegrepen, gefrustreerde tiener, maar eentje die zó wanhopig was dat hij zich in een vol klaslokaal door zijn hoofd schoot om een punt te maken: ‘Try to erase this from the blackboard’.
Ten wás misschien een tikkeltje puberaal en bombastisch. Maar eerlijke, intens sfeervolle rock was het ook. En als je er, zoals uw verslaggever, de goede leeftijd voor had, maakten die elf tracks diepe indruk voor een grote schare fans.
Geef een reactie