Queensrÿche – Queensrÿche
Jaar van release: 2013
Label: Century Media Records
Alsof de laatste tien jaar van Queensrÿche voor veel fans nog niet teleurstellend genoeg was, zijn er nu ook nog eens twee versies van de band uit Seattle. Na persoonlijke conflicten en juridisch getouwtrek hebben we twee varianten: één met zanger van het eerste uur Geoff Tate, de ander met de resterende oorspronkelijke bandleden. Beide formaties strijden om de titel van de ‘ware Queensrÿche’, maar leveren ook een achterhoedegevecht om het teleurstellende afgelopen decennia uit de (gedeelde) bandgeschiedenis te wissen.
Eind april jongsleden kwam Frequency Unkown uit, de eerste plaat van de Queensrÿche-variant onder leiding van Geoff Tate. Een redelijk album: geen uitschieters, maar ook geen missers. Nu is het tijd voor de nieuwe plaat van de band die voor velen de echte Queensrÿche is: de variant met oudgedienden Eddie Jackson (basgitaar), Michael Wilton (gitaar), Scott Rockenfield (drums), bijgestaan door nieuweling Parker Lundgren (gitaar) en Todd La Torre (zang; ex-Crimson Glory). Deze ¾ deel van de oorspronkelijke formatie accentueren hun claim op de bandnaam nog maar eens door het nieuwe album Queensrÿche te noemen.
Om maar direct met de deur in huis te vallen: dit album biedt waar de fans jaren naar hebben gehunkerd. Elementen die ontiegelijk lang gemist werden, – zoals stralende gitaarharmonien, finesse, riff georinteerde songs, ijzersterke melodien en een intrigerende sfeer – keren volop terug op ‘Queensryche’. De komst van La Torre heeft ervoor gezorgd dat de ogenschijnlijke beknelling van de afgelopen jaren plaats heeft gemaakt voor een creatieve bloei, waarbinnen alle bandleden de ruimte kregen om mee te denken en bij te dragen (en zo geschiedde) en de band teruggrijpt naar het geluid van de succesjaren. Het hernieuwde enthousiasme kent zijn weerslag in alle tracks op het album. De composities klinken zoveel frisser, genspireerder en gevarieerder: helemaal als je het afzet tegenover het veelal saaie werk dat de afgelopen jaren werd uitgebracht. Zonder ook maar een moment de muziek van de gloriejaren te kopiren, hangt er over het album een zweem van ‘Rage For Order’ en ‘Empire’. Wellicht dat dit niet alleen te maken heeft met de hoge kwaliteit van de composities maar ook met de terugkeer van producer Jimbo Barton (die ook verantwoordelijk was voor ‘Operation: Mindcrime’ en ‘Empire’) die het album een vol en helder geluid gegeven heeft.
Volgens vele fans en critici is Queensrÿche een terugkeer naar het oude progressieve US Metal geluid waar de band groot mee is geworden. Klopt dat? De korte instrumentale intro X2 doet dat wel vermoeden. We horen duistere, digitale geluidseffecten die doen denken aan de opmaat van het legendarische N M156, een sciencefictionachtig nummer uit de begindagen van Queensrÿche. Maar dan begint Where Dreams Go To Die. Een melodieus en progressief klinkend nummer. Best goed, maar het herbergt zeker niet de mystieke spontaniteit van de begindagen van de band uit Seattle. Daar klinken de zanglijnen van La Torre in de coupletten en refreinen te poppy voor.
IJzersterke refreinen (‘In This Light’, ‘Fallout’), tempowisselingen en progressieve inslag (‘Spore’), gevoelige vocalen (‘A World Without’, ‘Open Road’) en een vlot tempo en een zwaarder karakter (‘Vindication’, Don’t Look Back’) komen allemaal voorbij. Het is verheugend om te horen dat Rockenfield op dit album weer de ruimte heeft gekregen om met zijn progressieve, creatieve drumpatronen en precisie zijn stempel te drukken (‘Spore’, ‘Redemption’, ‘Vindication’) en dat het gitaarwerk samenhangender klinkt, meer afwisseling bevat en er met meer bezieling wordt gespeeld. Wat bovenal opvalt is dat het album als een geheel klinkt, en niet als een verzameling losse tracks.
La Torre heeft geen gemakkelijke taak om de goede vocalen van Tate (uit het verleden) te doen vergeten, maar de manier waarop hij het doet, is ronduit fraai. Hij klinkt af en toe als een jonge Tate, voegt veel gevoel toe (‘Spore’, ‘In This Light’, het prachtige refrein van ‘Vindication’, ‘Open Road’) maar met iets meer agressie in zijn stem. Tja, als zoveel moois zo onverwacht uit de hoge hoed tevoorschijn komt, kan ik zelfs leven met een veel te korte speelduur van 35 minuten.Gelukkig maakt het spetterende authentieke gitaarwerk van Wilton veel goed. Zijn herkenbare solo’s doen ons vaak beseffen dat we naar een Queensrÿche-album luisteren en niet naar een album van een redelijke progressieve powermetalband met mainstreamaspiraties. Want bij nummers als het softeSpore, In This Light, A World Without en Open Road krijg je helaas dikwijls die indruk. Het zijn het type zwaarmoedige poprefreinen die veel Dream Theater-klonen gebruiken om een groter publiek aan zich te binden. Geen slechte nummers, maar ze vertonen wat betreft kwaliteit en sfeer weinig verschillen met de recente composities van concurrent Tate.
Nee, het zijn de snellere, rockende nummers dieQueensrÿche boven Tate’s Frequency Unknown doet uitsteken. Redemption, Vindication, Don’t Look Back en Fallout. Ze zijn pakkend en spontaan. Bijzonder verfrissend om de band na jaren weer zo te horen. De speelvreugde spat er vanaf. De Tate-La Torre-wissel was een goede zet. De nieuwe vocalist klinkt op album overigens helemaal niet als een kopie van Tate. Het stemgeluid van La Torre doet ook vaak denken aan dat van Lance King, van progressieve bands als Balance Of Power, Avian en Pyramaze. Met deze uptempo composities klinkt Queensrÿche ook wel als dit soort bands. Niet raar, gezien de band uit Seattle altijd een fameuze inspiratiebron is geweest voor progressieve (power-) metalbands.
Met het vertrek van Tate en de komst van La Torre lijken Wilton, Rockenfield en Jackson een verjongingskuur te zijn ondergaan. Het kwaliteitsverschil met Frequency Unknown is niet bijzonder groot. Maar als je naar een band wilt luisteren die weer passievol, enthousiast en simpelweg relevant klinkt ben je bij deze Queensrÿche aan het juiste adres!
Geef een reactie